Overal slapen de mensen

Overal slapen de mensen

Neergevallen waar ze vroeger stonden
het voorhoofd tegen de arm gedrukt
het gezicht naar de grond, rustig ademend.

Boven de aarde, onder warme dekens
onder stevige daken, op goed geluk in
elkaar gekropen, in zichzelf gedraaid

terwijl de wereld zich opent als een hand
terwijl vingers andere vingers zoeken
andere vingers andere vingers en de vissen

wiegen de zee tot rust en de schepen hun vracht
en de radio de vader en als een zachte doek
de vader de moeder, de lampjes de nacht.

Waarom waak je. Waarom moet
iemand waken, iemand aanwezig zijn.

Thomas Möhlmann | Uit: Kranen open, 2009, Uitgeverij Prometheus

Vuurmakers (XV)

Maak ons een burcht onder de grond, lief
behangen met bekertjes- of muisjesmos
en zacht gesponnen worteldraden
waar radioactieve zwijnen met koplampogen
door onze takken bedspijlen heen fluisteren
dat deze grond gedeeld mag worden
mits wij elkaar afpellen, genadeloos strippen
zoals je schors van bomen trekt
het schild van oliekevers klauwt
meisjesmaagden op hun buik draait

maar eerst lopen, ik voorop, met een hand onder mijn jurk
en een rond mijn hals
op felle klakhouten hakjes en in afgemeten stapjes

zo duw je mij, rammelende schikgodin
spinster van de woest in nekken ronkende
eeuwigheid, wit en naakt als tafellakendraad
hier naar deze offerstronk waar alle geelspuwende
smiespelmondjes van de wereld traag als hete hars
mijn oren inglijden en fluisteren over heren en hun genade


Johanna Geels | Uit: Vuurmakers (2015)