De Tuin

In mijn hoofd is langzaamaan een tuin gegroeid.
De zon schijnt er altijd, er bloeien blauwe bloemen.
Onder een dikke boom een bank. Ik ga er zitten
en krijg gezelschap. Soms komt die en dan weer die of die.

We praten. ‘Ik mis je,’ zeg ik en de ander zegt:
‘Ik was er toch? We dansten, schreven, lachten, weet je nog?
Ik raakte je, daar was ik blij om. Had je het willen missen?’

‘Nee,’ zeg ik, ‘nee, dat niet. Maar blijf je komen?’
‘Zolang ik kan. Dat is beloofd. Dit is een mooie plek.’

In mijn hoofd is langzaamaan een tuin gegroeid
die ik steeds vaker zal bezoeken.

Edith de Gilde (1945), 'De Tuin"