Wanneer ik sterren was

Wanneer ik de armen van sterren had
zwaaide ik die door de grote leegte.
Wanneer ik benen van sterren had,
stapte ik door de grote leegte.

Laatst, in onze liefde,
schreeuwde je als een zeehond, maar dan mooi.
Dat was het begin van de leegte,
torn in de tijd.

Wanneer ik ogen van sterren had,
zwierven die door de grote leegte.
Wanneer ik een neus van sterren had,
stak ik die in de grote leegte.
Wanneer ik een mond van sterren had,
kuste ik de leegte.

Het wordt gezegd
dat de leegte geen hart heeft.
Ik weet zeker
dat het hart van de leegte klopt.

***
Hans Andreus, 'Aarde', 1962.